Half augustus-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op licht, smeer en overrijpe bramen.
Rups: april-juni. De jonge rups leeft in de knoppen van de waardplant. Oudere rupsen foerageren ´s nachts op de knoppen en de bladeren en verbergen zich overdag in een spinsel tussen de jonge uitlopers of in een schorsspleet van een eik. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond. De eieren worden in kleine groepjes afgezet op een tak van de waardplant en overwinteren.
Brindled Green
Olivgrüne Eicheneule
le Jaspe vert
Dryobotodes protea, Dryobota protea, Hadena protea
Een klein uiltje dat eik als voornaamste waardplant heeft.
Dryobotodes: Dryobota (Lederer, 1857) is een genus dat geen vertegenwoordigers heeft in ons land. Drus is een eik, bosko, bot- is leven van en eidos, od is een vorm. Samengevat: een genus dat lijkt op Dryobota.
eremita: eremita is een kluizenaar: hier de rups die leeft in een cel gemaakt in een flink spinsel tussen eikenbladeren.
(Fabricius, 1775)
Voorvleugellengte: 15-17 mm. De dofgroene of groenachtig grijs gekleurde voorvleugel kan een vage tekening hebben, maar kan ook bont geschakeerd zijn met zwarte, witte en bruine tinten. Een kenmerk dat meestal goed te zien is, is de kleine lichte centrale vlek die tegen de ringvlek aanligt. Deze vlek is variabel van vorm, maar heeft vrijwel altijd een klein uitsteeksel in de richting van de binnenrandhoek en wordt aan de binnenrandzijde van de vleugel afgegrensd door een vrij dikke zwarte rand. De fijne, bleke golflijn vertoont een ondiepe W nabij de binnenrand.
De schaaruil (Hada plebeja) heeft twee uitsteeksels aan de lichte vlek naast de ringvlek en is niet groen.
Sierlijke voorjaarsuil (Orthosia gracilis), variabele voorjaarsuil (Orthosia incerta), tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi), nunvlinder (Orthosia gothica), katwilguiltje (Brachylomia viminalis), bruine essenuil (Lithophane semibrunnea), gageluil (Lithophane lamda), hyena (Cosmia trapezina), roestuil (Mniotype satura), gele granietuil (Polymixis flavicincta) en maanuiltje (Cosmia pyralina).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Een soort die vooral voorkomt op de zandgronden in het binnenland en daar plaatselijk talrijk kan zijn; ook elders wordt de soort af en toe waargenomen. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam, maar lokaal algemeen in de Kempen. Recent gevestigd in de boscomplexen tussen Brugge en Gent. Elders in Vlaanderen ontbrekend. In Wallonië vroeger zeldzaam maar verbreid in de kalkstreek, maar daar geen recente meldingen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noord-Afrika (Marokko, Algerije) en Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden tot Schotland, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. Naar het oosten tot Zuid-Rusland, de Kaukasus, Irak en Zuidwest-Iran.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, parken en tuinen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting