Begin juli-begin november in één generatie. De vlinders komen op smeer en in mindere mate op licht. Overdag zijn ze rustend op een boomstam of muur aan te treffen; op zwoele middagen zijn ze soms actief en vliegen ze rond boomtoppen.
Rups: mei-juli. De rups is ´s nachts actief en verbergt zich overdag achter losse schors of in een schorsspleet. De verpopping vindt plaats in een cocon in een schorsspleet of in de strooisellaag. De soort overwintert als ei in een schorsspleet van de waardplant.
Red Underwing
Rotes Ordensband
la Mariée , la Lichenée du saule
Catocala concubina
Het rood weeskind dankt zijn naam waarschijnlijk aan het feit dat de bloedrode en diepzwarte zigzagbanen op de achtervleugel doen denken aan de kleren van de burgerweeshuiskinderen in Amsterdam. De kinderen moesten deze kleuren in hun kleren hebben, omdat deze kleuren ook voorkomen in het wapen van Amsterdam. Sepp schreef hier al over in de 18e eeuw.
De namen van de andere Catacala-soorten (karmozijnrood weeskind, blauw weeskind, eikenweeskind, wilgenweeskind en populierenweeskind) zijn hier vervolgens van afgeleid. Zij hebben allemaal de naam weeskind gekregen met als voorvoegsel een verwijzing naar de kleur van de achtervleugel of naar de waardplant van de betreffende soort.
Datzelfde geldt voor een aantal uilen uit andere geslachten (wit weeskind, grijs weeskind en zwart weeskind) die respectievelijk witte, grijsachtige en zwartachtige achtervleugels hebben met een zwarte baan.
Catocala: kato is onder en kalos is mooi. Deze soorten hebben mooie, helder gekleurde achter- of ondervleugels.
nupta: nupta is een bruid. Men kan zich afvragen waarom Linnaeus begon om de soorten met helder gekleurde ondervleugels namen te geven die iets te maken hadden met het zwakke geslacht en dan vooral met bruiden en verloofden. Droegen de bruiden uit de 18e eeuw in Zweden kleurrijk ondergoed of dacht hij wellicht dat zij dat zouden moeten doen?
(Linnaeus, 1767)
Voorvleugellengte: 33-40 mm. De grijsachtige voorvleugel van deze grote spinneruil is onduidelijk gemarmerd met bruinachtig grijs; over de vleugel lopen verschillende onregelmatig getande dwarslijnen. Kenmerkend is het feit dat de buitenste dwarslijn een opvallende zigzagbeweging naar binnen maakt tot aan of zelfs tot voorbij de lichte vlek naast de middenvlek. De achtervleugel is rood met een brede zwarte zoom, een iets smallere zwarte middenband en een witte geschulpte franje. De zwarte middenband op de achtervleugel is sterk gebogen en vlak bij de voorrand smal samengeknepen. De onderzijde van zowel de voor- als de achtervleugel is zwart met brede witte banden die tijdens het vliegen duidelijk opvallen.
Tot 70 mm; lang en slank, naar de staart toe versmald; lichaam bruin of bruinachtig grijs met over de rug twee zwartachtige lengtebanden, die soms onduidelijk zijn; op de rugzijde van elk segment een paar okerkleurige vlekken; segment acht met een opvallende uitwas op de rug en op segment elf een klein bultje; claspers verlengd; kop lichtgrijs met zwarte band.
Zie het wilgenweeskind (C. electa) en het populierenweeskind (C. elocata).
Blauw weeskind (Catocala fraxini), karmozijnrood weeskind (Catocala sponsa) en bruine sikkeluil (Laspeyria flexula).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land. Erg wijdverbreid, maar doorgaans in lage aantallen gemeld.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Door heel Europa, Turkije en Centraal-Azië tot de Grote Oceaan. Niet in Zuid-Spanje en Noord-Afrika. Naar het noorden tot Engeland en Finland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, parken, struwelen, rivieroevers en tuinen.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting