Jakobskruiskruid is een plant die echt in Nederland thuishoort. Vroeger was de plant vooral in de duinen algemeen, maar de laatste jaren neemt de soort sterk toe. Inmiddels is hij te vinden op zandgronden in het hele land. In kleigebieden is jakobskruiskruid vooral te vinden op verstoorde bodems en op plaatsen waar zand is opgebracht (industrieterreinen, wegbermen e.d.).
Ja, de plant is zeker giftig. De stoffen die de giftigheid veroorzaken zijn pyrrolizidine alkaloïden. Het gif grijpt vooral aan op de lever, maar ook in mindere mate op de nieren en longen.
De gifstoffen blijven ook in gedroogde vorm onverminderd werkzaam. Jakobskruiskruid is in hooi extra gevaarlijk omdat de dieren het niet meer herkennen en het dus gewoon eten. In verse vorm laten ze de plant staan.
Jakobskruiskruid is ook giftig voor rundvee, maar in agrarisch gebruikt grasland waar een gesloten grasmat aanwezig is komt de plant niet of nauwelijks voor. Schapen en geiten zijn veel minder gevoelig voor het gif.
Nog meer feiten (en fabels!) over de giftigheid van Jakobskruiskruid lees je hier
Een jakobskruiskruidplant kan tussen 50.000 en 200.000 zaden produceren. De plant bloeit in juli en augustus en de zaadverspreiding vindt vooral in augustus plaats. Op plekken waar gemaaid is kan de plant opnieuw tot bloei komen en dan ook in september nog zaad dragen.
Het zaad wordt vooral (60%) door de wind verspreid. De pluizen waaraan de zaden hangen zie je soms honderden meters door de wind meegevoerd worden. Het zaad zelf is er dan echter al uit. Verreweg het meeste zaad is binnen vijf meter van de plant al uit het pluis verdwenen. Op een afstand van meer dan 25 meter is de zaadverspreiding haast verwaarloosbaar. Als veilige marge kan dan ook een afstand van 50 meter worden aangenomen.
Jakobskruiskruid kan niet kiemen in dicht en bemest grasland. Ook in minder bemeste omstandigheden met een gesloten zode vindt nauwelijks kieming plaats. De plant vestigt zich het beste op gestoorde open plekken.
Het is een plant die van nature thuishoort in Nederland, in matig schrale tot schrale graslandvegetaties. Jakobskruiskruid levert een fraai kleurenbeeld in bermen en graslanden door de mooie gele bloemen.
Daarnaast is het een heel waardevolle nectar- en stuifmeelleverancier. Zo zijn er meer dan 150 Nederlandse soorten insecten bekend die de plant gebruiken als voedselplant, waaronder 32 soorten bijen, 38 soorten zweefvliegen en 38 soorten vliegen. Van 27 soorten dagvlinders (de helft van alle Nederlandse soorten) zijn waarnemingen op jakobskruiskruid bekend. Negen van die dagvlinders zijn Rode Lijst-soorten, soorten dus die kwetsbaar zijn en worden bedreigd.
Naast de functie als voedselleverancier voor imago's is jakobskruiskruid ook voor meer dan 30 soorten de plant die ze gebruiken als waardplant. De larven leven ervan. Van die 30 soorten zijn er zelfs een paar die helemaal op jakobskruiskruid zijn gespecialiseerd en dus uitsterven als de plant verdwijnt. De sint-jacobsvlinder (Tyria jacobaeae) is hiervan een voorbeeld. De zwart met geel gestreepte rupsen slaan de gifstoffen op in hun lichaam en zijn daarmee oneetbaar voor hun meeste vijanden. De larven van de bladkever Longitarsus jacobaeae leven in de wortels en de stengel van de plant.
Eigenaren van paarden en koeien kunnen zelf de risico’s voor vergiftiging van hun vee sterk verkleinen door ervoor te zorgen dat jakobskruiskruid zich niet in hun grasland kan vestigen. In een goed onderhouden weiland met een dichte graszode kan jakobskruiskruid niet kiemen. In droge zomers kan de grasmat open komen te liggen zodat de zaden alsnog kiemen. Dit vormt de laatste jaren een probleem en ligt buiten het reguliere beheer.
Voorkom daarom overbegrazing. De open plekken die daardoor ontstaan bieden prima vestigingsmogelijkheden voor de plant!
Als het land regelmatig wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van de plant en als, waar nodig, de kruiskruid (handmatig, met handschoenen aan) wordt verwijderd is het risico van vergiftiging van het vee minimaal. Uiteraard is het ook belangrijk dat het hooi dat wordt gevoerd vrij is van jakobskruiskruid. Een aanbieder van hooi moet garanderen dat er geen jakobskruiskruid in zit!
Overige landeigenaren (de ‘buren’) moeten voorkomen dat jakobskruiskruid zich vanuit hun gronden verspreidt naar risicogebieden. Dit betekent dat binnen 50 meter van een risicogebied gezorgd moet worden dat het jakobskruiskruid geen zaad kan vormen. Risicogebieden zijn slecht onderhouden graslanden met open grond waarop toch vee graast.
Als het om weinig planten gaat is handmatige verwijdering een goede optie. Als jakobskruiskruid veel voorkomt is dit door een ander maaibeheer tegen te gaan. Tweemaal per jaar maaien, waarbij de eerste maaibeurt na half juli is, zorgt dat de plant voor de bloei wordt afgemaaid. De hergroei wordt verwijderd in de tweede maaibeurt van eind augustus, begin september. Het jakobskruiskruid zal dan afnemen en uiteindelijk verdwijnen.
Buiten de zone van 50 meter, direct rond slecht onderhouden graslanden waarop vee graast, is jakobskruiskruid geen enkel probleem. Speciale maatregelen zijn daar dus niet nodig. Hier kan de plant gewoon groeien, bloeien en zaad zetten.
Als iedereen zich realiseert wat de gevaren van de plant zijn en daarmee rekening houdt, is er geen enkele reden voor grootschalige bestrijding. Dan kunnen ook paardenliefhebbers met een gerust hart genieten van het jakobskruiskruid en zijn rijke insectenfauna!