blauwe glazenmaker Aeshna cyanea

Familie

glazenmakers (Aeshnidae)

Zeldzaamheid

Zeer algemeen

Rode lijst

thans niet bedreigd

Meer foto's

Levenswijze

Levenscyclus

Gewoonlijk duurt de levenscyclus twee jaar. De eerste winter als ei, de tweede winter als larve en het uitsluipen in de maanden juli en augustus. In ondiepe wateren en warme zomers kan een larve echter al voor de winter volgroeid zijn en nog diezelfde zomer uitsluipen.
De rijpingsduur van de imago is drie tot zes weken, en de levensduur van de imago acht tot tien weken.

Biotoop

De blauwe glazenmaker is weinig kieskeurig en plant zich voort in diverse stilstaande en zwak stromende wateren. De voorkeur gaat uit naar kleine, stilstaande wateren in een beboste of parkachtige omgeving – vaak wordt ze gevonden bij beschaduwde vijvers, plassen en poelen in de directe omgeving van houtopstanden. De soort komt ook voor bij geheel of gedeeltelijk beschaduwde inhammen, bochten en zijslootjes van grote kanalen, brede sloten en vennen en bij tuinvijvers in stedelijk gebied. Hij jaagt langs opgaande structuren als heggen, bosschages, lanen en parken, die soms ver van water af liggen. In het buitenland vindt soms succesvolle voortplanting plaats in stromend water (Kalkman & Dijkstra 2000, Schorr 1990). In 1998 werd een larve gevangen in de beek de Keersop (pers. med. J. van Delft). Aanwijzingen voor voortplanting zijn ook gemeld van vreemde plaatsen zoals regentonnen, karrensporen en zelfs een gierput (Heidemann & Seidenbusch 1993, Sternberg 1994a, pers. med. W. Reinboud).
 
Overgenomen (met toestemming) uit:

 

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Blue Hawker, Southern Hawker

Duitse naam

Blaugrüne Mosaikjungfer

Franse naam

Aeschne bleue

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Aeshna= de herkomst van deze naam is onbekend
(L.) kyaneos=donkerblauw

Auteursnaam en jaartal

(Müller, 1764)

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 67-76 mm. Fors gebouwde glazenmaker. Achterlijf donker met mozaïektekening van licht gekleurde vlekken. Veel minder blauw dan de naam doet vermoeden. Zijkant borststuk grasgroen met dikke zwarte naadstrepen. Schouderstrepen verbreed tot brede groene vlakken. De lichte vlekken op achterlijfsegmenten 8-10 zijn groot en ‘samengevloeid’, niet meer herkenbaar als gepaarde vlekken. Deze contrasterende lichte punt van het achterlijf wordt wel ‘lampionnetje’ genoemd. Segment 2 met brede groene spijkervormige tekening.

  • Mannetje: Ogen aan bovenkant blauw. Vlekken aan zijkant van achterlijf en gehele lampionnetje blauw. Overige lichte vlekken op het achterlijf meestal grasgroen, maar soms ook blauw.
  • Vrouwtje: Alle lichte delen aanvankelijk geel, later groen. Ogen aan bovenkant bruin.

Mannetje: top van bovenste achterlijfsaanhangsels met naar beneden gerichte punt.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten:

Met name de vrouwtjes kunnen verward worden met groene glazenmaker en eventueel gewone bronlibel.

Meer over gelijkende soorten:

Blauwe glazenmakers zijn van alle andere Nederlandse glazenmakers te onderscheiden door het ‘lampionnetje’ aan het achterlijf. Toch worden blauwe glazenmakers regelmatig gedetermineerd als groene glazenmaker, vanwege de groene achterlijfsvlekken van zowel de mannetjes als de vrouwtjes. Uitgekleurde mannetjes groene glazenmaker hebben echter blauwe achterlijfsvlekken, met kleine bleekgele streepjes en alleen wat groen aan de basis. Mannetjes blauwe glazenmaker hebben meestal zowel blauwe als groene vlekjes op het achterlijf, hoewel ook exemplaren voorkomen met alleen blauwe vlekjes. De ogen van mannetjes groene glazenmaker zijn blauwer dan de ogen van blauwe glazenmaker. De zijkant van het borststuk van blauwe glazenmaker heeft dikke zwarte lijnen, die bij groene glazenmaker ontbreken. Vrouwtjes groene glazenmaker hebben, behalve het ‘lampionnetje’ en de genoemde borststuktekening, een andere tekening op het tweede achterlijfssegment.
De trage, zoekende vlucht van blauwe glazenmakers lijkt op die van patrouillerende gewone bronlibellen. Vrouwtjes blauwe glazenmaker die boven een beekje vliegen worden daarom wel eens voor een gewone bronlibel aangezien.

Uiterlijk van de larve

Lengte 34-38 mm.
Groot en slank met opvallend lang vangmasker.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Habitat

Allerlei stilstaande watertypen, vaak voedselrijk en sterk beschaduwd: bosplassen, vijvers, poelen, sloten. Soms ook bij langzaam stromende beken en rivieren. Vaak in de buurt van bebouwing en recreatiegebieden.

Nieuws

Tijdschriften

Projecten

  • Meetnet Libellen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit · maart 2017

Soorten uit dezelfde familie glazenmakers (Aeshnidae)

alle soorten uit deze familie