Duurt een of twee jaar. De (eerste) winter wordt als ei doorgebracht. Uitsluipen gebeurt van begin juni tot in september, met een piek in juli en augustus.
De larvenhuidjes hebben vaak een bonte rugtekening en een lichte band over de epiproct. Ze zijn te vinden in de oevervegetatie tot circa een halve meter hoogte.
Tussen waterplanten of op de bodem tussen dood organisch materiaal.
De bruine glazenmaker is te vinden bij allerlei stilstaande wateren, met name in bosrijke gebieden maar ook in open polders. De voorkeur lijkt uit te gaan naar rijkbegroeide wateren, zoals laagveensloten en plassen, dode rivierarmen, vennen, venen en vijvers. De voortplantingsbiotoop varieert sterk in grootte, diepte, voedselrijkdom, begroeiing en zuurgraad. Larvenhuidjes zijn bijvoorbeeld gevonden bij zuur water met een pH van 3,9 en in het buitenland ook in brak water. De directe omgeving van het water lijkt belangrijk bij de biotoopkeuze: niet te dichte bebossing en een gevarieerd landschap blijken aantrekkelijk. Ook de successie van de bio-toop is mogelijk van belang: in Britse poelen plantte de soort zich pas voort toen deze al tien jaar oud waren. Ook in Nederlandse gebieden is een voorkeur voor oudere wateren waargenomen (Moore 1991a, Schorr 1990, Wasscher 1992b). In het buitenland wordt de soort ook in traagstromend water gevonden (Geijskes & Van Tol 1983).
Overgenomen (met toestemming) uit:
Brown Hawker
Braune Mosaikjungfer
Grande Aeschne
Aeshna= de herkomst van deze naam is onbekend
(L.) grandis=groot, krachtig
(Linnaeus, 1758)
Lengte: 70-77 mm. Forse glazenmaker, die door gekleurde vleugels extra groot overkomt. Lichaam grotendeels bruin. Zijkant borststuk met twee gele banden. Vleugels oranjebruin, duidelijk donkerder dan de berookte vleugels van sommige andere glazenmakers. Pterostigma’s bruin.
Gelijkende soorten:
Geen, hooguit de vroege glazenmaker die een oranjebruin achterlijf heeft.
Meer over gelijkende soorten:
Een grote bruine libel met bruingekleurde vleugels is altijd een bruine glazenmakers. Andere soorten hebben hooguit een veel lichtere en minder opvallende bruine tint in de vleugels. De vroege glazenmaker heeft een oranjebruin achterlijf, dat donkerder kan worden bij ouderdom. Het achterlijf gaat dan wat op dat van bruine glazenmaker lijken, maar de vleugels blijven helder. Verder hebben vroege glazenmakers opvallend groene ogen.
Lengte 41-46 mm.
Vrij groot en breed met een kort prementum, korte cercus en een zijdoorn op segment 6. Onder vergroting is te zien dat de soort een gebogen achterrand heeft van de ogen en karakteristieke lichte vlekken op de occiput.
Verwarring kan optreden met andere glazenmakers die de combinatie vertonen van een kort prementum en korte cerci. Dit zijn de venglazenmaker en de groene glazenmaker. Ook de in Nederland niet voorkomende getande glazenmaker valt hieronder. De bruine glazenmaker is onderscheidend door de bonte rugtekening en lichte band over de epiproct.
Van begin juni tot in oktober, vliegpiek in augustus. Bruine glazenmakers zijn een groot deel van de dag actief, soms ook ’s ochtends vroeg en ‘s avonds laat. Ze vliegen in een rustig tempo hoog door de lucht, meestal op beschutte plaatsen (bv. halfopen bos). Hier jagen ze op allerlei insecten, waaronder relatief vaak grote insecten. Vlinders en andere libellen worden bijvoorbeeld regelmatig door bruine glazenmakers gevangen. Mannetjes maken patrouillevluchten boven het open water, waarbij ze de komst van vrouwtjes afwachten en andere mannetjes verjagen. Na de paring zet het vrouwtje solitair haar eitjes af in dode of levende planten. Ook vermolmd hout en ander zacht materiaal langs de waterkant wordt gebruikt.
Mobiele soort die grote afstanden kan afleggen.
Algemeen in een groot deel van Nederland. Weinig waarnemingen in Zeeland, de noordelijke helft van Noord-Holland, de kleigebieden van Friesland en Groningen en (vreemd genoeg!) Zuid-Limburg.
Centraal- en Noord-Europa. Ontbreekt in Zuidwest-Frankrijk en het Iberisch Schiereiland (uitgezonderd Pyreneeën), grote delen van Italië en Zuidoost-Europa. Wel in Groot-Brittannië en Ierland.
Oostelijk tot aan het Baikalmeer. Niet in Afrika.
Zeer algemeen
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuws