Begin maart-half september in twee generaties. Opmerkelijk is dat de eerste generatie, die vliegt van maart tot en met juni, minder algemeen is dan de korter durende tweede generatie (begin juli tot begin september). De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen goed op licht.
Rups: half mei-oktober. De rups leeft op de bloemen en de vruchten van de waardplant. De soort overwintert als pop in de strooisellaag.
White-spotted Pug
Dreipunkt-Blütenspanner
l'Eupithécie triponctuée
Tephroclystia tripunctaria, Eupithecia albipunctata, Tephroclystia albipunctata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Een aantal schermbloemsoorten zijn waardplanten van deze dwerspanner.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Tripunctaria: tri- is drie en punctum is een stip, een vlek; vanwege de witte subterminale lijn die vaak in drie stukjes is verdeeld.
Herrich-Schäffer, 1852
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Deze zwak getekende, bruinachtig donkergrijze dwergspanner is te herkennen aan de meestal drie duidelijke witte stippen langs de achterrand. Meestal is de stip in de binnenrandhoek van de voorvleugel het duidelijkst en zijn de stippen langs de achterrand kleiner of zelfs afwezig; soms vormen de witte stippen een complete golflijn. Op de achtervleugel is vaak alleen een heldere kleine witte stip te zien in de binnenrandhoek, soms nog enkele kleinere stippen langs de achterrand. Ook op het borststuk en langs de zijkanten van het achterlijf is een witte stip aanwezig. De middenstip op de voorvleugel is klein en rond of iets langgerekt. De aders zijn meestal donkerder dan de grondkleur. Bij de veel voorkomende melanistische vorm ontbreken de witte stippen en zijn de donkere aderen zelfs de enige uiterlijke kenmerken.
22-23 mm. Lijf gewoonlijk geel of geelachtig groen met driehoekig gevormde donkerbruine tekening op de rug, donkerbruine driehoeken op de flanken en een dunne subdorsale lijn van dezelfde kleur.
De egale dwergspanner (E. absinthiata) en de hopdwergspanner (E. assimilata) zijn meer roodachtig bruin en de donkere vlekken langs de voorrand zijn duidelijker. Vrij sterk met dwarslijnen getekende exemplaren van de schermbloemdwergspanner zijn soms moeilijk te onderscheiden van de grijze dwergspanner (E. subfuscata) en van de guldenroededwergspanner (E. virgaureata). Lijkt ook op de lariksdwergspanner (E. lariciata); deze vliegt echter in een ander habitat.
Zwartvlekdwergspanner (Eupithecia centaureata), heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), egale dwergspanner (Eupithecia absinthiata), smalvleugeldwergspanner (Eupithecia nanata), jeneverbesdwergspanner (Eupithecia pusillata), v-dwergspanner (Chloroclystis v-ata), zwartkamdwergspanner (Gymnoscelis rufifasciata), guldenroededwergspanner (Eupithecia virgaureata), voorjaarsdwergspanner (Eupithecia abbreviata), eikendwergspanner (Eupithecia dodoneata), vingerhoedskruiddwergspanner (Eupithecia pulchellata) en beverneldwergspanner (Eupithecia pimpinellata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
West-Europa inclusief de Britse eilanden via Midden- en Oost-Europa tot de Oeral, Altaj, Siberië, Amoer en Japan. In Noord-Europa tot Midden-Scandinavië, in het zuiden ontbrekend in Portugal, Griekenland, de Middellandse Zee-eilanden en Turkije. Wel in Noord-Amerika.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bosranden, struwelen, wegbermen, slootkanten, rivieroevers, vochtige akkerranden, moerassen en verwaarloosde hoekjes in parken en tuinen.
Diverse schermbloemigen, waaronder berenklauw, engelwortel, fluitenkruid, peen en pastinaak; bij rupsen van de eerste generatie ook vlier.
Engelwortel
Angelica
Fluitenkruid
Anthriscus
Peen
Daucus
Berenklauw
Heracleum
Pastinaak
Pastinaca
Vlier
Sambucus
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting