zaterdag 23 december 2017
De natuur in Nederland heeft te lijden onder stikstofdepositie vanuit landbouw, verkeer en industrie. Hoe komen we te weten of het ontwikkelde overheidsbeleid ook effectief is? De Vlinderstichting heeft een nieuwe indicator voor stikstofbelasting ontwikkeld: de N-indicator vlinders. Met behulp van vlinderwaarnemingen door vrijwilligers wordt het effect van stikstofbelasting zichtbaar gemaakt.
De stikstof-indicator (ook wel N-indicator genoemd) voor vlinders is gebaseerd op een stikstofwaarde van de leefomgeving voor alle voorkomende vlindersoorten. De waarde van de N-indicator in een gebied wordt bepaald door het aandeel van stikstofminnende en stikstofmijdende vlinders dat op een monitoringroute wordt geteld.
De trend van de N-indicator over de jaren - lokaal, regionaal of landelijk - geeft aan in hoeverre stikstofmaatregelen binnen en buiten natuurgebieden effectief zijn. De Vlinderstichting heeft in opdracht van de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland hiervoor twee pilots uitgevoerd in enkele Natura 2000-gebieden waarbij de trends in de indicator zijn geanalyseerd. Het blijkt dat zowel in Zuid-Kennemerland als in diverse Brabantse natuurgebieden de indicator een stijgende trend vertoont. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er nog steeds sprake is van een overmatige stikstofbelasting in de betreffende gebieden. Overigens wordt niet in alle gebieden een stijging waargenomen, de stikstofindicator voor de Strabrechtse heide vertoont een dalende trend.
Links: trend stikstofbelasting, volgens model Aerius (groen, mol/ha/jaar), Meetnet Ammoniak (blauw, μg/m3) en in oranje de N-indicator Vlinders. Rechts: N-indicator Vlinders, drie gebieden in Noord-Brabant: Loonse en Drunense duinen (rood), Deurne (blauw) en Strabrechtse heide (groen)
Het huidige beleid van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is gebaseerd op het uitgangspunt dat maatregelen effectief worden uitgevoerd en positief uitpakken. Het gevolg is dat er op voorhand ruimte gegeven wordt aan verdere uitbreiding van stikstofuitstotende bedrijven, terwijl er nog geen positieve effecten zichtbaar zijn in de ecosystemen. Het is al bekend dat het nu gebruikte Aerius-model voor stikstofdepositie van de Rijksoverheid afwijkt van de beschikbare metingen uit het ammoniakmeetnet.
De modelmatige benadering van Aerius geeft met een lagere depositie een te rooskleuring beeld. Om deze reden is monitoring van stikstofgevoelige natuur in relatie tot uitgevoerde PAS-maatregelen dringend gewenst. Provincies staan aan de lat om dit te doen, maar op basis van geplande metingen aan plantengemeenschappen gebeurt dit slechts één keer per zes of, waarschijnlijker, twaalf jaar. Hierdoor wordt geen vinger aan de pols gehouden en worden trends in stikstofbelasting op de biodiversiteit pas op lange termijn zichtbaar.
De N-indicator vlinders kan jaarlijks worden berekend op plaatsen waar voldoende vlinderwaarnemingen beschikbaar zijn. Daarnaast vertonen vlinders door hun korte levenscyclus (1 tot 3 generaties per jaar) een snellere reactie op blootstelling aan stikstof dan plantengemeenschappen. Doordat veel gegevens door vrijwilligers worden verzameld, lijkt het ook een betaalbare werkwijze. Uit de resultaten blijkt dat deze monitoring een essentiële aanvulling kan leveren op de huidige monitoring van het stikstofbeleid.
indicator MeetnetVlinders monitoring Stikstof tellen vlinders vrijwilligers