De larven overwinteren een of twee keer. De larven die een tweede winter doorbrengen doen dit als volgroeide larve, waardoor ze al in mei in een korte periode kunnen uitsluipen. De larven die na een winter al uitsluipen doen dit later en verspreid over een langere periode: juni tot en met eind augustus.
De larvenhuidjes zijn tot circa anderhalve meter hoog in de overvegetatie te vinden.
Jonge larven leven tussen ondergedoken waterplanten, dicht bij het wateroppervlak. Oudere larven kunnen ook op ander plaatsen in ondiep water worden aangetroffen.
De grote keizerlibel komt voor bij allerlei watertypen – vaak grotere plassen of vijvers, maar voortplanting vindt ook plaats bij kleinere plasjes, vennen, (stromende) sloten en kanalen. De soort is veel te vinden bij plassen met een voedselrijk, basisch of lemig karakter. Voortplanting in zure vennen gebeurt incidenteel. Voor de geschiktheid van een biotoop lijkt bepalend dat het water relatief snel opwarmt en voldoende ruimte biedt voor de vrij grote territoria van de mannetjes (Peters 1994, Schorr 1990).
Overgenomen (met toestemming) uit:
Blue Emperor, Emperor Dragonfly
Grosse Köningslibelle
Anax empereur
(Gr.) anax=heerser
(L.) imperator=keizer, meester
Leach, 1815
Lengte: 64-84 mm. Grootste vertegenwoordiger van de glazenmakerfamilie. Borststuk vrijwel eenkleurig groen. Tekening op voorhoofd bestaande uit zwart vijfhoekje en zwarte streep, met daartussen een blauwe lijn.
Pas uitgeslopen dieren (mannetjes en vrouwtjes) hebben een gelig achterlijf.
Zijkant van het achterlijf met twee randen. Mannetje: bovenste achterlijfsaanhangsels met afgeronde top, zonder doorntje. Onderste achterlijfsaanhangsel vierkant en relatief groot.
Gelijkende soorten:
Zuidelijke keizerlibel, groene glazenmaker, zuidelijke glazenmaker, eventueel zadellibel.
Meer over gelijkende soorten:
Mannetjes zuidelijke keizerlibel en zadellibel hebben meestal geen blauw, maar een zandkleurig, bruin of grijs achterlijf. Ze hebben zij een sterk contrasterend blauw ‘zadel’, wat bij grote keizerlibel ontbreekt. Het borststuk van zuidelijke keizerlibel en zadellibel kan verschillende kleuren hebben, maar is nooit geheel grasgroen zoals bij de grote keizerlibel.
Vrouwtjes grote en zuidelijke keizerlibel zijn variabel gekleurd en lijken soms sterk op elkaar. Het borststuk van grote keizerlibel is doorgaans groener. Aan het begin van het achterlijf hebben zuidelijke keizerlibellen een gele ring, die bij grote keizerlibellen alleen aanwezig is bij jonge dieren.
Vrouwtjes zadellibel hebben vaak geen duidelijk blauw zadel, maar verschillen dan van grote keizerlibel door het oranjebruine achterlijf en het bruingele borststuk.
De drie soorten hebben verder detailverschillen in de koptekening en de vorm van de achterlijfsaanhangselen. Vrouwtjes zuidelijke keizerlibel hebben bovendien twee kleine doorntjes achter de ogen.
Tot slot lijkt ook de groene glazenmaker op de grote keizerlibel. Groene glazenmakers hebben echter een mozaïektekening van vlekjes op het achterlijf, in plaats van een doorlopende zwarte streep. Bovendien is het borststuk van groene glazenmakers aan de bovenkant bruin met twee brede groene schouderstrepen, in plaats van geheel groen.
Lengte: 45-59 mm.
Groot tot zeer groot met een lang, halsvormig ingesnoerd prementum en ovaal vormige ogen met licht gebogen achterrand. Onder vergroting is te zien dat labiale palp gehoekt is aan de top. De vrouwtjes hebben een relatief lange en smalle ovipositor en de mannen een relatief lange mannelijke projectie (knobbel op de epiproct).
De grote keizerlibel lijkt sterk op de zuidelijke keizerlibel. De verschillen zitten hem met name in de geslachtskenmerken. Ovipositor bij zuidelijke keizerlibel is korter en breder. De mannelijke projectie is bij de zuidelijke keizerlibel redelijk kort.
Van half mei tot en met eind oktober, grootste aantallen van half juni tot eind augustus. Mannetjes patrouilleren langdurig boven water en oever, waarbij ze hun achterlijf kenmerkend licht gebogen houden. Andere grote libellen worden verjaagd. Net als andere glazenmakers maken grote keizerlibellen lange jachtvluchten op beschutte plaatsen, zoals bosranden, heidevelden, enz. Soms worden daarbij grote prooien gegrepen, waaronder vlinders en andere libellen. In tegenstelling tot andere keizerlibellen zet het vrouwtje solitair de eitjes af, meestal in drijvend plantenmateriaal. Vaak gebeurt dit aan het einde van de middag.
Zeer mobiele soort, die nieuwe leefgebieden snel weet te bereiken.
In heel Nederland. Schaars in de open zeekleigebieden van Noord-Holland, Friesland en Groningen.
In Scandinavië alleen in het uiterste zuiden. Verder heel Europa.
Buiten Europa ook in westelijk Azië en het hele Afrikaanse continent.
Zeer algemeen, maar schaars in de open zeekleigebieden van Groningen en Friesland.
Matige toename in de periode 1999-2006.
Actualiteiten
Ontdek meer