Het kaasjeskruiddikkopje in twee, soms drie generaties. De eerste generatie vliegt tussen half april en midden juni en de tweede tussen eind juni en midden augustus. In een warm najaar vliegt er een kleine derde generatie van eind augustus tot eind september.
Rups: bijna het hele jaar te vinden. De soort overwintert als volgroeide rups in de strooisellaag waarna in het voorjaar de verpopping plaatsvindt. De eieren worden afzonderlijk afgezet op bij voorkeur jonge planten.
Het vrouwtje zet de eitjes bij voorkeur af op jonge planten. Daarom moet iedere generatie opnieuw op zoek naar geschikte waardplanten en vaak groeien die in andere jaargetijden in andere biotopen. Het vrouwtje zet de eitjes een voor een af op de bovenzijde van het blad.
De rups wikkelt een blad samen en leeft daarbinnen. Voor de overwintering spint de rups een stevige hibernaculum in de strooisellaag. Na de overwintering verlaat hij dit onderkomen en verpopt zich, zonder nog te gaan eten.
De vlinders gebruiken nectar van veel verschillende soorten kruiden. De dichtheid aan vlinders is circa 4 exemplaren per hectare.
Mallow Skipper
Malven-Dickkopffalter
La Grisette
halsband-dikkop, kaasjeskruiddikkop, kaasjeskruidvlinder, malva dikkopje
Syrichthus malvarum, Syrichtus malvarum
Carcharodus: karkharodous is met scherpe en puntige tanden. Deze tanden zijn waarschijnlijk de opvallende streepjes in de franje.
alceae: Alcea is een geslacht van malvasoorten; kan ook zijn Malva alcea, vijfdelig kaasjeskruid, een waardplant van deze soort.
(Esper, 1780)
Voorvleugellengte: circa 14 mm. De bovenkant van voor- en achtervleugel heeft donkere en lichtere velden. De franje is sterk geblokt. De achterrand van de achtervleugel lijkt gekarteld. De onderkant van de achtervleugel is groenachtig wit met witte vlekken.
Tot 23 mm; tamelijk forse rups, naar de uiteinden smal toelopend, grijsachtig groen met blauwe zweem; kraag achter de kop opvallend zwart met gele vlekken; spiracula geel met zwarte randen; kop groot en zwart.
Het bruin dikkopje heeft een minder grove tekening op de bovenkant van de vleugels.
Er is geen aanleiding om op dit moment in Nederland specifieke beschermingsmaatregelen te nemen.
Nadat het kaasjeskruiddikkopje verdween uit Nederland in 1953 keerde de vlinder in 2009 terug en werden enkele exemplaren waargenomen in Zuid-Limburg. In 2018 is de soort ook voor het eerst in Zeeland waargenomen. Toen ook in 2018 voortplanting werd geconstateerd, was voor het tiende jaar voortplanting in Nederland en kon de soort dus worden bijgeschreven als standvlinder.
Het kaasjeskruiddikkopje is een zeer mobiele vlinder die veel zwerft en daardoor op onverwachte plaatsen aangetroffen kan worden. De soort breidt zich in NW Europa uit en ook in Nederland mag verwacht worden dat de soort zich in Limburg, Zeeland en Zuid-Holland verder noordwaarts zal uitbreiden.
Verspreiding tot 2000
In Nederland was het kaasjeskruiddikkopje tot 1950 een vrij zeldzame onregelmatige standvlinder die vooral in Zeeland, Limburg en Gelderland werd gevonden. Er zijn tot die tijd relatief veel waarnemingen van rupsen (die relatief makkelijk te vinden zijn) en poppen. Meer dan 10 exemplaren zijn waargenomen tussen 1900 en 1902 bij Stavenisse (Zeeland) en in 1950 bij Stein (Limburg). Vooral in Zuid-Limburg werd de soort geregeld gezien en plantte er zich soms enkele jaren achtereen voort. Verder is hij hier en daar verspreid in het land waargenomen, vermoedelijk als zwerver. De laatste Nederlandse waarneming betreft een mannetje op 14 mei 1953 bij Stein. De afwezigheid sindsdien is merkwaardig maar kan verklaard worden doordat de soort in de omringende landen (België, Duitsland) is achteruitgegaan.
Nederlandse waarnemingen
In 2009 keerde de vlinder terug en werden enkele exemplaren waargenomen in Zuid-Limburg. In 2018 is de soort ook voor het eerst in Zeeland waargenomen. Toen ook in 2018 voortplanting is geconstateerd, was voor het tiende jaar voortplanting in Nederland en mag de soort dus worden bijgeschreven als standvlinder. Sindsdien breidt de soort zich verder noordwaarts uit, vooral in het westen van het land. In Zeeland hield de Westerschelde de opmars een paar jaar tegen, maar in 2022 werd die overgestoken en in 2023 werd Schouwen-Duiveland gekoloniseerd.
Op Europese schaal is het kaasjeskruiddikkopje niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel, maar gaat in delen van Noordwest-Europa achteruit. Hij is verdwenen uit Vlaanderen en wordt daar nu alleen nog als zwerver gezien. In Wallonië en Duitsland staat de soort op de Rode Lijst
Het kaasjeskruiddikkopje komt voor in grote delen van Zuid- en Midden-Europa.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Droge, warme, vrij ruige maar schaars begroeide plaatsen zoals graslanden, hellingen, strandjes, ruderale terreinen en bermen.
Waardplanten zijn diverse soorten kaasjeskruid en heemst.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting