Eind juli-oktober en na de overwintering van begin maart-begin mei in één generatie. De rouwmantel is een zwerflustige soort. De vlinders voeden zich voornamelijk met sap van bloedende bomen en rottend fruit.
Rups: begin mei-half juli. Jonge rupsen leven in grote groepen bijeen in rupsennesten, volwassen rupsen leven solitair. De soort overwintert als vlinder in een grot of holle boom.
ei-afzet
Het vrouwtje heeft een voorkeur voor grotere, alleenstaande wilgen op vochtige plaatsen in de bosrand, meestal in de volle zon. De eitjes worden in een grote groep rondom een twijgje afgezet.
rups en verpopping
De rupsen leven gezamenlijk in een spinsel, waarin ze zich voeden met bladeren. Na de laatste vervelling verspreiden ze zich over de boom. Vlak voor de verpopping verlaten ze deze boom en leggen dan vaak nog flinke afstanden af om zich in het strooisel of aan een struik, boom of schuurtje te verpoppen.
vlinders
De vlinders voeden zich voornamelijk met rottend fruit en sap van bloedende bomen. In het voorjaar drinken ze ook nectar van wilgenbloesem. De rouwmantel overwintert in een houtstapel of holle boom en de eerste vlinders verschijnen omstreeks maart. De dichtheid is laag, circa 6 tot 100 vlinders per km2.
In het voorjaar verdedigen de mannetjes een territorium van ongeveer 300 m2 op een open, zonnige plek in het bos. Territoria van mannetjes kunnen elkaar gedeeltelijk overlappen. Vanaf verschillende uitkijkpunten houden ze om de paar minuten een korte vlucht, zodat het hele territorium wordt bestreken. Vlinders, vogels en zelfs wandelaars worden ´aangevallen´.
Mannetjes jagen elkaar weg door samen hoog de lucht in te vliegen, totdat een van de twee vertrekt. Als een vrouwtje het territorium binnenkomt, vliegt het mannetje er snel naartoe. Een paringsbereid vrouwtje landt daarna in de vegetatie en spreidt de vleugels. Het mannetje gaat ernaast zitten en port met de kop onder haar vleugels. Dan klapt zij de vleugels op, vliegt verder, waarna de ceremonie zich herhaalt. Na de derde keer paren ze, waarbij het stel zich niet stoort aan geluid, beweging of soortgenoten. De paring vindt meestal vroeg in de middag plaats en duurt gemiddeld anderhalf tot twee uur.
Camberwell Beauty, Morning Cloak
Trauermantel
Le Morio
koningsmantel
Vanessa antiopa
Nymphalis: numphe is een bruid of een nimf die maar al te vaak tegen haar wil de bruid werd van hitsige goden. Nimfen waren lagere godheden die in verband werden gebracht met watervallen, bossen en bergen, goede vlinderrijke gebieden.
antiopa: Antiopa schonk eerst Zeus twee zonen, Amphion en Zethus, later trouwde zij met Lycus, koning van Thebe. Die scheidde van haar om aan Dirce de voorkeur te geven..
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 30-35 mm. Een grote roodachtig zwarte vlinder met een opvallende gele achterrand; bij afgevlogen vlinders is de achterrand wit.
Tot 54 mm; lichaam zwart met zeer fijne, witte stipjes en een lengterij van roodachtig bruine vlekken over de rug; doorns lang en zwart; buikpoten roodachtig bruin; kop glimmend zwart.
De oorzaak van de plotselinge achteruitgang en het uiteindelijke verdwijnen van de rouwmantel is onbekend. Mogelijk spelen veranderingen in het klimaat een rol. Ook is het onduidelijk waarom de vlinder zich niet blijvend heeft gevestigd na de invasie van 1995.
Op dit moment is geschikt leefgebied voor de rouwmantel in Nederland niet aanwezig. Mogelijk kan de vlinder profiteren van een kleinschaliger bosbeheer, waarbij meer open plaatsen in het bos, bredere bospaden en een gevarieerde bosrand worden ontwikkeld.
Toekomst
Vanwege de zeer grote mobiliteit van de rouwmantel blijven nieuwe invasies mogelijk. Waarschijnlijk zal de vlinder zich voorlopig niet weer vestigen.
De rouwmantel is een sinds 1964 verdwenen standvlinder, waarvan ieder jaar enkele zwervers worden waargenomen; soms overwinteren ze hier zelfs. In 1995, 2006 en 2021 was er sprake van een invasie waarin honderden vlinders werden waargenomen. Ook in de opvolgende voorjaren werden nog vlinders gezien, tot voortplanting is het daarna voor zover bekend nooit gekomen.
De rouwmantel is een zeer mobiele vlinder die over grote afstanden kan zwerven, vermoedelijk zelfs van Scandinavië naar Schotland of van Zuid-Polen naar Nederland. Dit doet hij bijna altijd individueel; er worden zelden meerdere vlinders samen zwervend waargenomen.
Standvlinder begin twintigste eeuw
In Nederland was de rouwmantel aan het begin van de twintigste eeuw een vrij algemene standvlinder van de zand- en duingronden. Vooral op de Veluwe kwam de soort in grotere aantallen voor. Begin jaren zestig verdwijnt de soort plotseling. De oorzaak hiervan is onduidelijk. Overigens staat deze soort bekend om de grote schommelingen in jaarlijkse aantallen, vermoedelijk afhankelijk van de hoeveelheid rupsen die wordt geparasiteerd. De laatste vlinders van een inlandse populatie worden in 1964 bij Epe gezien. Sindsdien worden er nog jaarlijks zwervers gevonden, variërend van 3 tot twintig individuen.
Invasies
In 1995 was er een massale invasie van de rouwmantel uit Oost-Europa. Hoewel er geen nesten van rupsen zijn gevonden, heeft de soort zich hier twee jaar kunnen handhaven, maar sindsdien is hij weer verdwenen. Ook in 2006 en 2021 vond er een belangrijke invasie plaats met honderden rouwmantels verspreid over het hele land.
Aangenomen wordt dat de rouwmantel vanuit Duitsland ons land bereikt en langs de noordkust zwerft. Door stuwing, met de zee als hindernis, nemen de aantallen in het noorden, inclusief de Waddeneilanden, snel toe waardoor er in Noord-Nederland meer exemplaren gezien worden dan elders.
Op Europese schaal is de rouwmantel niet bedreigd. In Vlaanderen en Wallonië staat deze soort ook op de Rode Lijst en in Duitsland in de categorie ‘bijna bedreigd’.
De rouwmantel komt voor van West-Frankrijk en Noord-Portugal tot Oost-Azië en Noord-Amerika en van Scandinavië tot Midden-Spanje en Griekenland.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Gevarieerde, open bossen met wilgen op vochtige, zonnige plaatsen.
De rouwmantel vliegt vooral langs bosranden met beschutte, warme inhammen en langs brede bospaden. Bossen met veel dood hout bieden meer geschikte overwinteringplaatsen.
Waardplanten zijn diverse soorten wilg, waaronder vooral boswilg, grauwe wilg en geoorde wilg. In mindere mate ook berk, ratelpopulier en prunus soorten.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
kleine weerschijnvlinder
Apatura ilia
koevinkje
Aphantopus hyperantus
dagpauwoog
Aglais io
oranje steppevlinder
Arethusana arethusa
keizersmantel
Argynnis paphia
grote boswachter
Hipparchia fagi