Eind mei-eind augustus in één generatie, de laatste jaren ook af en toe enkele vlinders van een partiële tweede generatie in september. De vlinders voeden zich met nectar van onder andere gewone braam, dophei en akkerdistel. De mannetjes voeren 's morgens vaak patrouillevluchten uit. 's Middags vertonen ze territoriaal gedrag, vaak vanaf steeds dezelfde uitkijkposten.
Rups: eind juli-eind juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een stevig kokertje dat bestaat uit samengesponnen bladeren. De verpopping vindt plaats in een cocon tussen grassprieten dicht bij de grond. De eieren worden meestal afgezet op beschutte plaatsen in een vrij hoge grazige vegetatie.
ei-afzet
Een vrouwtje dat op zoek is naar een geschikte plaats om de eitjes af te zetten, vliegt laag boven de vegetatie. Wanneer een geschikte plant is gevonden, gaat ze op een van de buitenste bladeren zitten en zet aan de onderzijde één eitje af. De meeste eitjes worden afgezet op beschutte plaatsen in een vrij hoge grazige vegetatie.
rups en verpopping
De rups eet na het uitkomen eerst de eischaal en bouwt vervolgens een koker door zijden draden van de ene naar de andere rand van het blad te spinnen. De binnenzijde van deze koker bekleedt hij met een laagje zijde. De rups kruipt alleen uit dit onderkomen om van de rand van de grasstengel te eten en keert er na iedere maaltijd weer in terug. Na elke vervelling maakt hij een nieuwe koker. Voor de overwintering spint de halfvolgroeide rups een stevig hibernaculum in een grasstengel. Dan zit de rups diep weggestopt in een dichtgevouwen blad. In het voorjaar eet de rups verder. Om zich te verpoppen spint hij vlak boven de grond een cocon tussen enkele grassprieten.
vlinders
De vlinders verschijnen vanaf midden juni. De dichtheid aan vlinders is hoog tot zeer hoog, tussen de 16 en meer dan 100 individuen per hectare. Ze voeden zich met nectar van onder andere gewone braam, dophei en akkerdistel. Mannetjes wisselen patrouillevluchten af met het verdedigen van een territorium. Over het algemeen houden ze 's ochtends patrouillevluchten en verdedigen 's middags een territorium. Opvallend daarbij is dat ieder jaar min of meer dezelfde uitkijkposten worden gebruikt. Vooral geliefd zijn open zonnige plaatsen langs een bosrand of heg waar de waard- en nectarplanten staan. Om deze plaatsen wordt dan ook wel eens 'gestreden'. De vlucht tijdens zulke gevechten is zo snel, dat de vlinders nauwelijks te zien zijn, maar het ritselen van de vleugels is wel te horen. Wanneer een vrouwtje voorbijvliegt, maakt het mannetje een snelle baltsvlucht waarna beide vlinders in een boom of struik landen. Een vrouwtje dat door een mannetje wordt benaderd maar niet wil paren, trilt snel met de vleugels.
Large Skipper
Rostfarbiger Dickkopffalter
Le Sylvain
bosdikkopje, bruin dikkopje, gevlekt dikkopje
Hesperia sylvanus, Augiades sylvanus, Ochlodes faunus, Ochlodes venata, Ochlodes venatus
Hesperia, Augiades sylvanus Esper, 1777, nec Drury, 1773
Ochlodes faunus Turati, 1905
Ochlodes venata auct., nec Bremer & Gray, 1853
(Esper, 1777)
Voorvleugellengte: 12-15 mm. De onderkant van de achtervleugel is geelachtig, met duidelijke lichte vlekken. Het mannetje heeft op de bovenkant van de voorvleugel een duidelijke geurstreep in de vorm van een langgerekte S. Het groot dikkopje heeft geen kommavlek. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.
Tot 28 mm; een vrij forse rups waarvan het lichaam naar beide uiteinden smal toeloopt; blauwachtig groen met een donkere streep over het midden van de rug en een geelachtige streep over de spiracula; de grote kop is zwart met zwakke bruine tekening.
Zie de kommavlinder. Raadpleeg onze determinatiehulp voor meer details.
In Nederland is het groot dikkopje voorlopig een algemene standvlinder waarvoor (nog) geen speciale beschermingsmaatregelen nodig zijn. Een gefaseerd maaibeheer van graslanden nabij struwelen en bosranden zal het voorkomen bevorderen. Het is gewenst een deel van de vegetatie te laten overstaan; de rups overwintert doorgaans in een grasstengel. Het is gunstig als er omstreeks juli voldoende nectarplanten zijn.
Toekomst
Het groot dikkopje is over de hele twintigste eeuw stabiel gebleven, maar neemt recent in aantal af. De reden hiervoor is onbekend. Vermoedelijk neemt de soort in de toekomst verder af.
Een algemene standvlinder. De soort vliegt op de zand- en veengronden en in grote delen van de duinen. Op de meeste klei- en veengronden ontbreekt hij en op de Waddeneilanden en in Zuid-Limburg is hij wat schaarser.
Het groot dikkopje is een mobiele vlinder die in staat is over grote afstanden te zwerven.
Het verspreidingsgebied is in de loop van de twintigste eeuw nauwelijks veranderd.
Op Europese schaal is het groot dikkopje niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel.
Het groot dikkopje komt voor van Noord-Spanje tot Oost-Azië en van Midden-Zweden en Engeland tot Spanje en Italië.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Terwijl de verspreiding van het groot dikkopje min of meer gelijk is gebleven en op sommige plekken zelfs een beetje is uitgebreid, is hij in het Landelijk Meetnet Vlinders sinds 1990 met ongeveer 75% afgenomen. Het groot dikkopje kan nog steeds lokaal talrijk zijn, maar dertig jaar geleden zag je er zomaar vier keer zoveel.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei beschutte, vrij vochtige graslanden en ruigten, zoals vochtige heide met pijpenstrootje, grazige ruigten in graslanden, open plekken in bossen en langs bosranden.
Waardplanten zijn diverse grassen zoals breedbladige zwenkgrassen en beemdgrassen, duinriet, kweek, witbol, kropaar en pijpenstrootje.
Kortsteel
Brachypodium
Duinriet
Calamagrostis
Kropaar
Dactylis
Kweek
Elytrigia
Zwenkgras
Festuca
Gierstgras
Milium
Pijpenstrootje
Molinia
Timoteegras
Phleum
Word donateur
Steun De Vlinderstichting