Eind april-eind juni in één generatie. De vlinders kunnen opgejaagd worden vanuit varenplanten en komen goed op licht.
Rups: juni-september. De rups is vooral ´s nachts actief. De soort overwintert als pop in de grond.
Brown Silver-line
Adlerfarnspanner
la Phalène de l'aquiline
Lozogramma chlorosata, Lithina chlorosata, Petrophora petraria, Phasiane petraria
Moeras- en adelaarsvaren zijn de waardplanten van deze spannersoort.
Petrophora: petros is een rots en phoreo is dragen; naar de steenkleurige band op de voorvleugel.
chlorosata: Hübner noemde chlorosata eerst petraria. Khloros is bleek groen of alleen bleek, naar de grondkleur. Scopoli omschrijft de kleur als wit of bijna de gelaatskleur van een geelzuchtpatient. Scopoli volgde een doktersopleiding voor hij zich met biologie ging bezig houden. Hij noemde de beschrijving van een soort dan ook 'diagnosis'.
(Scopoli, 1763)
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Deze spanner houdt in rust de voorvleugel naar achteren over de achtervleugel gevouwen en doet daardoor op het eerste gezicht denken aan een soort uit de familie van de uilen (Noctuidae). De twee bruingerande zilverachtige centrale dwarslijnenen met daartussen de donkere centrale vlek op de voorvleugel zijn kenmerkend. Over de lichter gekleurde achtervleugel loopt een enkele soortgelijke dwarslijn. Grootte en kleur zijn enigszins variabel (de vlinder is vaak bruiner dan op de afbeelding) en de dwarslijnen zijn niet altijd even duidelijk.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor; vooral op de zandgronden in het binnenland en lokaal elders. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land. Wijdverbreid waar de waardplant voorkomt, vooral in de oostelijke helft. Lokaal talrijk.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden tot Oost-Azië; in het noorden tot Midden-Scandinavië, in het zuiden van de westelijke eilanden in de Middellandse Zee via de Balkan tot Klein-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, heiden en moerassen.
Adelaarsvaren en moerasvaren.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
schermbloemdwergspanner
Eupithecia tripunctaria
kleine herculesspanner
Cepphis advenaria
herfstspanner
Epirrita dilutata
bosspanner
Scopula immutata
ligusterstipspanner
Scopula imitaria
bruine bergspanner
Euphyia frustata