Half maart-half juni in één generatie. De vlinders worden soms overdag op boomstammen en hekken gevonden. De mannetjes komen laat in de nacht goed op licht.
Rups: mei-juni. De soort overwintert als pop in de grond.
Brindled Beauty
Schwarzfühler-Dickleibspanner
la Phalène hérisée
Biston hirtaria, Nyssia hirtaria, Amphidasis hirtaria, Biston hirtarius
Dunvlerkspanner is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De achtergrond van dunvlerk is niet duidelijk.
Lycia: lycia komt waarschijnlijk van lukeios is behorend bij de wolf, borstelig als een wolf, vanwege het harige abdomen. Mogelijk van Lycia, een streek in Klein Azië. De eerste mogelijkheid ligt meer in de stijl van naamgeving van Hübner.
hirtaria: hirtus is borstelig, onverzorgd, naar de harige thorax en abdomen
(Clerck, 1759)
Voorvleugellengte: 19-23 mm. Een karakteristieke, behaarde spanner. De vleugeltekening is variabel, maar alle varianten hebben zwarte dwarslijnen en/of -banden; vooral aan de voorrand van de voorvleugel is dit opvallend. Veel exemplaren zijn enigszins goudgeel getekend, andere zijn overwegend grijs. De vleugels van het vrouwtje zijn zeer dun geschubd en de voorvleugel heeft een licht gebogen voorrand. De vleugels van het mannetje zijn zwaar geschubd.
Tot 55 mm; lichaam roodachtig bruin, purperachtig grijs of groenachtig grijs, met fijne, zwarte streepjes en vlekjes en gele spikkeltjes; het eerste segment met een intensief gele band achter de kop; kop licht roodachtig bruin en zwart gespikkeld.
Zie de voorjaarsspanner (Apocheima hispidaria) en de perentak (Phigalia pilosaria).
Vrij algemeen. Komt lokaal voor op de zandgronden en in de duinen; ook op Terschelling komt deze soort voor. Elders schaars of ontbrekend. RL: bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Zeldzamer in de westelijke helft van Vlaanderen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa, via Siberië en het Amoer-Oessoeri-gebied (ssp.siberica Diakonov, 1926) tot Sachalin en Japan (ssp. parellelaria Inoue, 1958). De nominaatvorm in het zuiden het Middellandse Zeegebied, de Balkanlanden, Klein-Azië en de Kaukasus tot Kazachstan, in het noorden het grootste deel van Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen, parken en tuinen; ook in stedelijke omgeving.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting