Begin januari-half april in één generatie. Soms verschijnen de eerste vlinders iets later, dit is afhankelijk van de reeks milde nachten in januari. De mannetjes rusten overdag soms op boomstammen, maar zitten meestal verscholen achter de schors of in bastspleten; ze laten zich gemakkelijk opjagen en gaan dan enkele meters verderop weer zitten. De vrouwtjes worden geregeld ´s morgens vroeg onder aan boomstammen gevonden. De mannetjes beginnen vrij snel na het donker worden te vliegen en komen soms in grote aantallen op licht.
Rups: april-juni. De soort overwintert als pop in de grond.
Spring Usher
Weissgrauer Breitflügelspanner
l'Hibernie grisâtre
Hybernia leucophaearia, Erannis leucophaearia, Hibernia leucophaearia, Hibernia nigricaria
De kleine voorjaarsspanner vliegt van januari tot april. Deze is de kleinste van de voorjaarsspanners.
Agriopis: agrios is wild en ops, opos is het gezicht, vanwege de ruwe schubben die de voorkant bekleden.
leucophaearia: leukophaios is witachtig grijs; vanwege de kleur van sommige individuen.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Het mannetje onderscheidt zich van verwante soorten door zijn geringere grootte. De voorvleugels hebben de vorm van een driehoek met afgeronde vleugelpunten en een flauwe knik in de voorrand. Het patroon op de vleugel is variabel (zie de verschillende foto's in het fotoalbum). De gekromde binnenste en de golvende buitenste dwarslijn zijn vaak donker gekleurd en steken duidelijk af tegen de wit- of bruinachtige ondergrond. Soms vormen deze lijnen de begrenzing van een donker wortelveld en een nagenoeg donker zoomveld. Bij sommige exemplaren is de hele voorvleugel effen donkerbruin; een zwart halvemaantje (dat bij de andere vormen deel uitmaakt van de buitenste dwarslijn) valt bij deze exemplaren op. Het vrouwtje is donkergrijs of zwartachtig en heeft slechts heel kleine vleugelstompjes.
Zie de voorjaarsboomspanner (Alsophila aescularia). Het vrouwtje van de kleine wintervlinder (Operophtera brumata) is even groot, heeft dezelfde kleur en is soms ook in januari of februari te vinden, maar heeft iets grotere vleugelstompjes. Vrouwtjes van andere soorten spanners met onontwikkelde vleugels zijn groter of hebben grotere vleugelstompjes.
Voorjaarsboomspanner (Alsophila aescularia) en kleine wintervlinder (Operophtera brumata). De drie soorten kunnen massaal tegelijkertijd aanwezig zijn. De rupsen van de voorjaarsboomspanner zijn van de andere twee te onderscheiden door een onvolledig ontwikkeld paar poten aan het achtste lichaamssegment.
Lijkt ook op de geringde spikkelspanner (Cleora cinctaria), berkenspikkelspanner (Aethalura punctulata), meidoornspanner (Theria primaria) en late meidoornspanner (Theria rupicapraria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; elders schaars of ontbrekend. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal in bosrijke gebieden in hoge aantallen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via heel Europa naar Rusland; in het zuiden van het westelijke Middellandse Zeegebied via de Balkan, Klein-Azië en de Zwarte Zee tot de Kaukasus. De meest zuidoostelijke vangst was in Kazachstan. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Eik.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting