Half mei-half oktober. De grootste aantallen van deze trekvlinder zijn aanwezig in augustus en september. De vlinders vliegen ´s nachts en komen op licht. Ze bezoeken in de schemering en soms bij zonsopgang buisvormige bloemen zoals die van siertabak en kamperfoelie. Vooral witte bloemen die ´s avonds open gaan en sterk geuren zijn aantrekkelijk. Door de buitengewoon lange roltong zijn de vlinders ook in staat te foerageren op bloemen waarin de nectar heel diep ligt. Soms worden ze overdag rustend aangetroffen op boomstammen, palen of muren.
Rups: half juni-begin oktober. Rupsen worden vaak aangetroffen op en langs fietspaden bij maïsvelden met haagwinde of langs dijken (op voornamelijk akkerwinde). De verpopping vindt plaats in de grond.
Convolvulus Hawk-moth
Windenschwärmer
le Sphinx du liseron , le Sphinx à cornes de boeuf
Protoparce convolvuli, Herse convolvuli, Sphinx convolvuli
Windepijlstaart is een oude naam die ook al door Ter Haar in 'Onze Vlinders' wordt gebruikt.
Pijlstaart verwijst naar het staartje of pijl op het laatste segment van de rups.
De waardplanten van deze pijlstaart zijn windesoorten.
Protoparce convolvuli (Linnaeus, 1758); Herse convolvuli (Linnaeus, 1758); Sphinx convolvuli (Linnaeus, 1758)
Agrius: Agrius is een van de reuzen die oorlog voerden tegen de goden, hij werd door de schikgodinnen gedood. Zie ook bij M. tiliae. Deze vlinders zijn reusachtig.
convolvuli: Convolvulus arvensis is akkerwinde, de voornaamste voedselplant.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 50-55 mm. Een grote pijlstaart met een muisgrijze grondkleur. Bij het vrouwtje domineert op de voorvleugel de streperige tekening; het meest opvallend daarbij zijn de twee overlangse zwarte lijnen in het iets donkerdere bruinachtig getinte, nauwelijks zichtbare middenveld. Het mannetje heeft meer een gemarmerde voorvleugel waarbinnen duidelijk een donkerder middenveld is te onderscheiden: vooral aan de voorrand van de vleugel, van waaruit twee schuine zwartachtige dwarsbanden tot halverwege de vleugel lopen. De binnenste daarvan lijkt via een knik over te gaan in een eveneens zwartachtige overlangse veeg tussen de twee overlangse zwarte lijnen, die naar de achterrand van de vleugel doorloopt. Bij het grotere vrouwtje ontbreekt deze zwartachtige tekening en zijn de antennen korter en dunner. In volledige rusthouding worden de vleugels in dakvorm stijf tegen het lichaam gehouden. Het achterlijf is roze met zwarte strepen.
Tot 110 mm; zeer variabel in kleur en tekening, maar kan wel worden verdeeld in groene en bruine vormen; de groene vormen zijn helder groen met bruinachtige of zwartachtige schuine strepen op de flanken boven de spiracula; de bruine vormen hebben een zwartachtig of purperachtig bruin lichaam met lichtbruine of rozeachtige schuine strepen; spiracula zwart; de hoorn op het elfde segment rood of geelachtig met zwart uiteinde; kop roodachtig bruin of licht okerkleurig, met zwarte strepen.
Bij de ligusterpijlstaart (Sphinx ligustri) is de bovenzijde van het borststuk zwartachtig en langs de binnenrand van de voorvleugel loopt een opvallende donkerbruine strook. De dennenpijlstaart (Sphinx pinastri) is kleiner, mist de roze banden op het achterlijf en heeft veel minder tekening op de voorvleugel.
Vrij zeldzaam. Een trekvlinder uit Zuid-Europa die in jaarlijks wisselende aantallen overal in het land kan worden waargenomen. Soms worden ook trekkende vlinders boven zee waargenomen.
Zeldzaam. Een trekvlinder die in wisselende aantallen gezien wordt; in sommige jaren vrij algemeen.
De soort is als trekvlinder geclasssicifeerd en daarmee niet opgenomen op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Het tropische deel van Afrika en nog iets daaronder. Naar het noorden standvlinder tot de lijn Gibraltar, Israël, Zuid-Iran. In wisselende aantallen als trekker in heel Europa tot aan de poolcirkel.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Akkerwinde en haagwinde.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting