Eind juni-eind augustus in één generatie; in sommige warme gebieden soms twee generaties. De mannetjes komen op licht en gaan vaak in de vegetatie in de buurt van de lamp zitten.
Rups: augustus-juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in de vegetatie in de buurt van de waardplant.
le Liparis du rubanier, le Liparis des marais, le Liparis sali
galigaanspinner
De moerasspinner hoort niet bij de spinners (Lasiocampidae), maar ook de rupsen van de donsvlinders (Lymantriidae) zijn zeer actieve spinners. Zowel de Nederlandse als de wetenschappelijke soortnaam wijst op de habitat van deze soort: moerasachtige gebieden.
Laelia: Laelia is de naam van een Vestaalse maagd. Stephens geeft verder geen verklaring maar de bleke, onbevlekte vleugels kunnen kuisheid hebben gesuggereerd.
coenosa: coenosos is moerassig, naar de habitat van de vlinder.
(Hübner, 1808)
Voorvleugellengte: 16-21 mm. De sterk geveerde, opvallend zwarte antennen en de bleke bruingele voorvleugel van het mannetje vormen een kenmerkende combinatie. De enige tekening op de voorvleugel bestaat uit een gebogen rij vage zwartachtige stipjes vlak bij de binnenrandhoek. Het vrouwtje heeft een ongetekende witte voorvleugel en ongeveerde antennen.
Tot 35 mm; lichaam vuilokerachtig bruin, bedekt met okerkleurige haarborstels, die op kleine wratjes staan ingeplant; de segmenten vier tot zeven elk met een haarborstel op het midden van de rug; segment een met een paar naar voren wijzende borstels van gepluimde zwarte haren en segment elf met een identieke haarborstel, die op het midden van de rug staat en naar achteren wijst; kop bruin.
De satijnvlinder (Leucoma salicis) is groter, heeft een zijdeachtige glans en wit met zwart geringde poten. De bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) en de donsvlinder (Euproctis similis) zijn kleiner en hebben een zijdeachtig uiterlijk. Zie ook de zwarte-l-vlinder (Arctornis l-nigrum).
Witvlakvlinder (Orgyia antiqua), heidewitvlakvlinder (Orgyia antiquoides) en hoekstipvlinder (Orgyia recens).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer zeldzaam. Alleen bekend van enkele plekken in Noord-Brabant. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Komt enkel zeer lokaal voor in de Limburgse Kempen.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
De moerasspinner komt voor in het palearctisch gebied van Noord-Afrika tot aan Japan. In Europa komt de moerasspinner vooral voor in het gebied rond de Middellandse Zee. De dichtstbijzijnde populaties bevinden zich in Noord-Frankrijk en Noord-Duitsland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Moerasachtige gebieden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting