Half mei-begin augustus in één generatie; soms een zeer partiële tweede generatie in september. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen meestal in kleine aantallen op licht. In het donker bezoeken ze bloemen zoals die van wilde liguster en akkerdistel.
Rups: juni-eind mei. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich tussen de bladeren van de waardplant.
Common Emerald
Gebüsch-Grünspanner
la Phalène sillonnée
Hemithea strigata, Nemoria strigata
Kleine zomervlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw). Deze soort is echter zeker niet de kleinste zomervlinder.
Hemithea: Hemitheos is een halfgod.
aestivaria: aestivus is behorend tot de zomer. Verwijzend naar de vliegtijd. Mogelijk ook betrekking hebbend op de groen kleur van de vleugels, de kleur van de zomer.
(Hübner, 1789)
Voorvleugellengte: 14-17 mm. De combinatie van de golvende dwarslijnen, de geblokte franje en het uitsteeksel aan de achtervleugel is kenmerkend.
Tot 23 mm; lang en dun; lichaamsoppervlak ruw, geelachtig groen en getooid met roodachtig bruine, V-vormige tekeningen over de rug; het eerste segment van de thorax draagt een paar uitsteeksels gelijk aan die van de diepingesneden kop. Er is ook een bruine vorm met witte tekening op de rug.
De geblokte zomervlinder (Thalera fimbrialis) heeft twee uitsteeksels aan de achtervleugel.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de beide soorten.
Smaragdgroene zomervlinder (Chlorissa viridata), geblokte zomervlinder (Thalera fimbrialis), melkwitte zomervlinder (Jodis lactearia), tere zomervlinder (Hemistola chrysoprasaria) en spaansgroene zomervlinder (Jodis putata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden via de gematigde (Aziatische) zone tot Japan en Noord-Amerika. In het noorden de kusten van Zuid-Scandinavië. In Finland beschouwd als soort die zich uitbreidt (Kaisila 1962). In het zuiden het Middellandse Zeegebied en Klein-Azië tot Iran.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen en struwelen op heiden of graslanden; ook parken en tuinen.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder walnoot. In Finland ook op ribes en lijsterbes.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting