Begin juni-begin oktober in twee, soms drie generaties. De vlinders kunnen overdag uit de lage grasvegetatie of van boomstammen worden opgejaagd. Ze bezoeken vanaf de schemering bloemen zoals akkerdistel en komen goed op licht.
Rups: juli-mei. De soort overwintert als jonge rups en verpopt zich in een losse cocon in de strooisellaag.
Riband Wave
Dunkelbindiger Doppellinien-Zwergspanne
l'Impolie
grijze vierstipspanner
Acidalia aversata, Ptychopoda aversata, Sterrha aversata, Acidalia remutaria, Acidalia remutata
De stipspanners hebben een meer of minder duidelijke middenstip op voor- en ook vaak op achtervleugels. Nagenoeg alle Scopula's en Idaea's zijn stipspanners. Grijze wijst op de band over de vleugels en ook de bestuiving is veelal grijs.
Idaea: idaios heeft betrekking op de berg Ida, de uitzichtplaats van waaruit de goden en godinnen de gevechten rond Troje volgden.
aversata: aversus is behorend bij het ondergedeelte. De discale vlek is aan de onderkant van de vleugel beter zichtbaar dan aan de bovenkant.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. De voorvleugel is tamelijk langwerpig van vorm en loopt spits toe. De voorrand buigt vlak voor de vleugelpunt sterk naar beneden en de punt wijkt soms, nauwelijks zichtbaar, iets naar buiten uit waardoor het vleugeluiteinde enigszins haakvormig lijkt. De grondkleur is licht geelbruin tot zandkleurig bruin en de vleugels zijn bestrooid met donkergrijze schubjes, wat de vlinder een enigszins ruw uiterlijk geeft. Op zowel de voor- als de achtervleugel ligt een donkere middenstip. De binnenste en buitenste dwarslijnen zijn duidelijk zichtbaar, evanals de middelste dwarslijn. Bij een veel voorkomende vorm is de zone tussen de middelste en de buitenste dwarslijn donkergrijs, waardoor een over de vleugels lopende band gevormd wordt. In de buitenste dwarslijn zit een kenmerkende duidelijke knik naar binnen dicht bij de voorrand van de vleugel. Een golflijn ontbreekt nagenoeg.
Tot 25 mm; lichaam sterk gerimpeld, naar de kop versmald, grijsachtig bruin naar de staart overgaande in okerkleurig; over de rug een rij donkerbruine, V-vormige vlekken en laag op de flanken een golvende bleek okerkleurige lengtestreep; op de rugzijde van segment acht soms een duidelijke witte vlek; kop grijsachtig met zwarte tekening.
De egale stipspanner (I. straminata) is meestal iets kleiner en zachter van kleur. De buitenste dwarslijn mist een duidelijke knik vlak bij de voorrand. Zie ook de strooiselstipspanner (I. laevigata) en de paarsbandspanner (Rhodostrophia vibicaria).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Idaea aversata en I. straminata.
Egale stipspanner (Idaea straminata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Zeer algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van Noord-Afrika en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa (inclusief de Britse eilanden) oostwaarts via de gematigde zone tot Oost-Azië; in het noorden tot Noord-Scandinavië, in het zuiden: de westelijke Middellandse Zee-eilanden, Italië, de Balkan, Klein-Azië en Kazachstan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, heiden, struwelen, tuinen, graslanden, duinen, moerassen en rivieroevers.
Diverse kruidachtige planten en dorre bladeren.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting