In het buitenland in twee, zelden drie, generaties vanaf eind mei tot begin juli en weer in augustus en september. De vlinders komen op licht en op smeer.
Voorvleugellengte: 12-15 mm. Een overwegend bruine uil met op de voorvleugel een karakteristiek, geometrisch aandoend patroon van donkere en lichte delen met een kenmerkende lila tint. Opvallend zijn de dikke witachtige met donkerbruin afgezette, tamelijk scherp afstekende centrale dwarslijnen die schuin over de voorvleugel naar de binnenrand lopen waar ze elkaar ontmoeten en in elkaar overgaan. In het hierdoor omsloten middenveld ligt tegen de voorrand een markante donkerbruin tot zwartachtige vlek met daarin een langgerekte, witachtig gerande ringvlek. De niervlek is vaag zichtbaar als lichte vlek en heeft doorgaans evenals de ringvlek een duidelijke lila tint. De grondkleur van de voorvleugel verdonkert zich richting de achterrand. De sterkte van de bruine en lila kleuren kunnen variëren.
Deze soort is in 2014 voor het eerst waargenomen op de Delleboersterheide in Friesland. Daarna nog een waarneming in 2016 en 2020.
Komt niet voor.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
In het buitenland primair in steppegebieden, daarnaast in open landschappen met grasland en struiken waarbij de soort in de meer noordelijke gebieden drogere habitats prefereert.
In het buitenland diverse kruidachtige planten waaronder bijvoet, boerenwormkruid, paardenbloem en munt.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
oostelijke monnik
Cucullia fraudatrix
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma
zandstofuil
Caradrina selini
steenrode grasuil
Apamea lateritia
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
variabele w-uil
Lacanobia suasa