Half april-begin juli in één generatie. De mannetjes komen op licht; de vrouwtjes komen beter op smeer. ´s Nachts kunnen vrouwtjes rustend op korte grasstengels worden aangetroffen; bij warm weer zijn ze soms overdag actief en zijn dan vooral te vinden in grasvegetaties.
Rups: juni-april. De soort overwintert als volgroeide rups en verpopt zich in het vroege voorjaar in de grond.
Light Feathered Rustic
Aschgraue Erdeule
la Noctulelle cendrée
Scotia cinerea
De Agrotis- en Euxoa-soorten werden samengevoegd onder de groepsnaam worteluil. De rupsen hebben een relatie met plantenwortels.
Naast de Nederlandse wijzen ook de wetenschappelijke en de Duitse naam op de grijze kleur van deze vlinder.
Agrotis: agrotes is van het veld, iemand van het platte land. Grasland is meer het habitat dan bossen. Deze naam werd als eerste door Hübner voorgesteld (1806).
cinerea: cinereus is asachtig, naar de kelur van de vleugels.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 13-17 mm. Deze vrij kleine Agrotis-soort heeft een relatief brede voorvleugel en een afgeronde vleugelpunt en is van alle verwante soorten te onderscheiden door het ontbreken van de tapvlek. Er zijn diverse kleurvormen waarbij vaak de grijze tinten overheersen. Kenmerkend is dat de niervlek meestal klein en tamelijk onopvallend is en de ringvlek zeer klein of afwezig. Op de voorrand van de vleugel bevinden zich meestal enkele donkere vlekken als begin van de dunne onregelmatige dwarslijnen en de middenschaduw. Het vrouwtje is kleiner dan het mannetje.
Zwartvlakworteluil (Euxoa obelisca), graanworteluil (Euxoa tritici), rookkleurige worteluil (Euxoa nigricans), variabele worteluil (Euxoa cursoria), witvlekworteluil (Euxoa lidia), bonte worteluil (Agrotis vestigialis), puta-uil (Agrotis puta), gewone velduil (Agrotis segetum), grote worteluil (Agrotis ipsilon), geoogde worteluil (Agrotis clavis), duinworteluil (Agrotis ripae) en gewone worteluil (Agrotis exclamationis).
Let op: de rupsen van de Euxoa- en de Agrotis-soorten zijn erg moeilijk uit elkaar te houden.
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Een soort die lokaal voorkomt in de duinen; af en toe een waarneming in het binnenland. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam. Bekend uit Luik, Luxemburg en Namen, maar recente waarnemingen ontbreken.
Marokko, Spanje en via heel Europa tot de Oeral. In het noorden Ierland, Midden-Engeland, Zuid-Scandinavië en verder naar het oosten. In het zuiden het Middellandse Zeegebied met Italië en Noord-Griekenland maar zonder de eilanden van de Middellandse Zee en zonder de Peloponneses. In het oosten horen de noordelijke delen van Klein-Azië, van de Kaukasus en van de Kaspische Zee bij het areaal.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
(Kalk)graslanden, steengroeven, heiden en duinen.
Diverse kruidachtige planten, waaronder kruiptijm, zuring en paardenbloem.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting