Half juni-begin oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer. Ze bezoeken bloemen van kruiskruid en struikhei, soms ook overdag.
Rups: oktober-eind mei. De rups foerageert ´s nachts op de wortels of de onderste delen van de waardplant en verbergt zich overdag in de grond, waar ook de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als rups, een enkele maal als pop.
White-line Dart
Weizeneule
la Noctulelle du froment
tarweuil
Agrotis tritici, Euxoa crypta, Euxoa nigrofusca
De Agrotis- en Euxoa-soorten werden samengevoegd onder de groepsnaam worteluil. De rupsen hebben een relatie met plantenwortels.
Soms is er sprake van schade aan wintertarwe. Graanworteluil is al tijden in gebruik in landbouwkringen.
Euxoa: euxoos is goed gepoetst; dit zou naar de achtervleugel verwijzen.
tritici: Triticum is het plantengeslacht tarwe, foutief door Linnaeus in verband gebracht met de waardplant van deze soort.
(Linnaeus, 1761)
Voorvleugellengte: 13-17 mm. De grootte van deze uil en de intensiteit van de tekening kunnen aanzienlijk variëren, zelfs binnen één vindplaats. De kleur van de voorvleugel loopt uiteen van donkergrijs via grijsachtig bruin tot zandkleurig lichtbruin; deze variatie weerspiegelt vaak het bodemtype waarop de vlinders voorkomen: vlinders van de duinen zijn doorgaans lichter van kleur en hebben een minder contrastrijke tekening. Langs de voorrand loopt vaak een lichte strook tot aan de buitenste dwarslijn, met daarnaast een donker tot zwart wigvormig vlak dat bij veel exemplaren aan de andere zijde wordt begrensd door een met witte schubben bezette ader. Aan de binnenzijde van de golflijn bevinden zich vaak enkele (hooguit zes) korte donkere pijlvlekken; er komen ook exemplaren voor zonder pijlvlekken, zowel vlinders met een lichte als met een donkere ondergrond.
De late heide-uil (Xestia agathina) heeft een langwerpige ringvlek. Zie ook de zwartvlakworteluil (E. obelisca), de rookkleurige worteluil (E. nigricans), de variabele worteluil (E. cursoria), de witvlekworteluil (E. lidia) en de gekamde graanworteluil (E. aquilina).
Zwartvlakworteluil (Euxoa obelisca), rookkleurige worteluil (Euxoa nigricans), variabele worteluil (Euxoa cursoria), witvlekworteluil (Euxoa lidia), grijze worteluil (Agrotis cinerea), bonte worteluil (Agrotis vestigialis), puta-uil (Agrotis puta), gewone velduil (Agrotis segetum), grote worteluil (Agrotis ipsilon), geoogde worteluil (Agrotis clavis), duinworteluil (Agrotis ripae) en gewone worteluil (Agrotis exclamationis).
Let op: de rupsen van de Euxoa- en de Agrotis-soorten zijn erg moeilijk uit elkaar te houden.
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij algemeen. Komt vooral voor in de duinen, op de Waddeneilanden en verspreid op de zandgronden in het binnenland; elders lokaal en minder algemeen. RL: kwetsbaar.
In Vlaanderen zeldzaam en achteruitgegaan. Nagenoeg beperkt tot de Kempen en de kuststreek. In Wallonië zeer zeldzaam; recent enkel gemeld uit Namen.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Noordwest-Afrika (Marokko), Europa (noordwaarts tot Schotland en Midden-Scandinavië), Voor- en Midden-Azië tot Irkoetsk.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Duinen, heiden en graslanden.
Diverse grassen en kruidachtige planten, waaronder walstro (soms schadelijk op onder andere wintertarwe).
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting