Half april-begin oktober in twee generaties. De vlinders komen goed op licht en op smeer; ´s nachts bezoeken ze bloemen van onder andere vlinderstruik.
Rups: juli-april. De soort overwintert als rups.
Shuttle-shaped Dart
Schmalflügelige Erdeule
l'Élagueuse , la Noctulelle des renouées , la Noctulelle puta
Scotia puta, Euxoa puta
De wetenschappelijke soortnaam werd ook de Nederlandse.
Agrotis: agrotes is van het veld, iemand van het platte land. Grasland is meer het habitat dan bossen. Deze naam werd als eerste door Hübner voorgesteld (1806).
puta: puta is een intrigerende naam vol raadsels. Er zijn vele mogelijkheden naar voren gebracht. Puta is een godin die de baas was over het snoeien van bomen (Pickard). Puta is zuiver, maar de betekenis is verder niet duidelijk (Macleod). Het kan ook een vervoeging van puto zijn is denken en dan zou het iets betekenen als 'bij voorbeeld'. Het kan ook een klein meisje zijn, een variant van pusa. Puta kan ook van puteus komen hetgeen bron betekent en puteal is dan de grond rond de bron en dat is wel te vertalen naar het uiterlijk van de ronde vlek op de vleugels. De voorkeur van Emmet: puta komt van puter hetgeen rot en vergaan betekent. Naar de gelijkenis met dood hout.
(Hübner, 1803)
Voorvleugellengte: 12-16 mm. Deze Agrotis-soort is vrij klein in vergelijking met verwante soorten. Op de voorvleugel bevindt zich een lichte, donker gekernde, spoelvormige ringvlek met spitse uiteinden. Het mannetje heeft een lichtbruine voorvleugel die vaak grijs- of geelachtig getint is en waarop de ringvlek soms moeilijk is te zien; de donkere niervlek steekt altijd duidelijk af. Bij het vrouwtje is de vleugel veel donkerder van kleur en valt het contrast met de donkere niervlek soms weg; de lichte ringvlek is dan juist goed zichtbaar.
Tot 32 mm; lichaam okerachtig bruin of vuil grijsachtig bruin met drie donkerbruine lengtestrepen over de rug, die soms donkerbruin gespikkeld is; onderzijde bleek groenachtig grijs; kop klein, lichtbruin met donkerbruine tekening.
De houtspaander (Axylia putris) houdt de vleugels rond het lichaam gerold in plaats van plat erboven en lijkt op een afgebroken takje; bovendien is de voorvleugel voor het grootste deel licht van kleur met een donkerbruine voorrand.
Zwartvlakworteluil (Euxoa obelisca), graanworteluil (Euxoa tritici), rookkleurige worteluil (Euxoa nigricans), variabele worteluil (Euxoa cursoria), witvlekworteluil (Euxoa lidia), grijze worteluil (Agrotis cinerea), bonte worteluil (Agrotis vestigialis), gewone velduil (Agrotis segetum), grote worteluil (Agrotis ipsilon), geoogde worteluil (Agrotis clavis), duinworteluil (Agrotis ripae) en gewone worteluil (Agrotis exclamationis).
Let op: de rupsen van de Euxoa- en de Agrotis-soorten zijn erg moeilijk uit elkaar te houden.
Kan ook verward worden met rupsen van de huisuil (Caradrina clavipalpis) en de morpheusstofuil (Caradrina morpheus).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer algemeen. Een soort die zich de laatste deccennia vanuit het zuidwesten over het hele land verspreid heeft. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noord-Afrika, Zuid-, West- en delen van Midden-Europa, Voor-Azië tot Iran en Afghanistan. In Europa in het noorden tot Midden-Engeland, Nederland, België, Noordwest-Duitsland, volgens Nowacki & Fibiger (1996) ook Denemarken, verder Polen, Hongarije en Roemenië. Warnecke (1961a) publiceerde een onjuiste areaalkaart voor Zuidwest-Duitsland.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Allerlei open gebieden, waaronder tuinen, graslanden, akkers, heiden, moerasachtige gebieden en open bossen.
Zuring, paardenbloem, gewoon varkensgras en andere kruidachtige planten; ook sla.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting